Friese Stabij: Ras standaard
Een eenvoudige, krachtig gebouwde, langharige staande hond, meer gestrekt dan hoog, die niet te fors en niet te fijn mag zijn. De huid moet goed gespannen zijn en de hond mag geen keelhuid en hanglippen vertonen.
Toelichting op algeheel beeld:
‘Eenvoudig’ wil zeggen: een ongekunstelde verschijning, zonder anatomische tierelantijnen. De vacht is feitelijk halflang. Een ‘staande’ hond is een jachthond, die het wild opspoort en het de jager aanwijst door er voor te blijven staan. De stabij is een uitgesproken stevige hond, niet te fors, lomp of log, maar zeker ook niet te fijn. Droog wil zeggen dat de huid geen plooien vertoont, maar goed aansluit om het lichaam.
De stabij is als huishond aanhankelijk, zacht en lief. De hond is schrander, leerzaam en gehoorzaam. In huis of op het erf is de stabij een rustige maar waakse hond, niet vals noch bijterig.
Toelichting op aard:
Als huishond is de stabij aanhankelijk, zacht en lief, maar daarbuiten is hij bij tijd en wijle knap eigenzinnig en vinnig. Zijn karakter maakt hem uitstekend geschikt als gezinshond, maar zijn gestel is berekend op het buitenleven. De stabij is open (heeft als het ware ‘het hart op de tong’). Bij de stabij merk je de invloed van de omschakeling van boerenhond naar gezelschapshond op zijn temperament duidelijker dan bij de Wetterhoun. De stabij is zeker schrander en leert gemakkelijk, maar is minder gehoorzaam dan de raspunten doen vermoeden. Een duidelijke en consequente opvoeding van de stabij is nodig, waarbij een tikkeltje ‘kort aangebondenheid’ van de baas zeker van pas komt bij de vorming van de stabij. Eenkennig is de stabij niet, hij is vriendelijk voor iedereen, maar niet direct een allemansvriend. Hij is lief voor kinderen.
Het hoofd is ‘droog’ en de grootte in verhouding tot het lichaam, vertoont meer lengte dan breedte. Schedel en snuit zijn even lang. De schedel is licht gewelfd, niet smal, doch vooral niet de indruk wekkend van breed te zijn en gaat met een lichte ronding over in de wangen (wangspieren weinig ontwikkeld). De overgang van de schedel in snuit, stop, geleidelijk en slechts matig aangegeven. De snuit krachtig, geleidelijk iets smaller wordend naar de neus toe, zonder spits toe te lopen. De neusrug is recht, dus van terzijde gezien niet een bol-, noch een holliggende lijn tonend. De neusrug is breed en de neus is goed open. De lippen goed gesloten, niet overhangend. Gebit krachtig en scharend.
Toelichting:
Onder ‘droog’ wordt verstaan een goed sluitende huid zonder plooien. Een schaargebit is een gebit, waarvan de bovensnijtanden voor de onder-snijtanden schuiven bij gesloten bek.
De ogen liggen waterpas, zijn middelmatig groot en rond met goed gesloten oogleden, zonder het bindvlies te laten zien, noch uitpuilend, noch te diep liggend. De kleur is donkerbruin voor honden met zwarte grondkleur en bruin voor honden met bruine of oranje grondkleur, doch nimmer geel als van een roofvogel.
Toelichting:
Beide ogen liggen op één lijn.
De oren zijn vrij laag aangezet, oorschelp niet sterk ontwikkeld, zodat de oren goed gevouwen en zonder enige draai vlak tegen het hoofd gedragen worden. De oren zijn middelmatig lang en hebben de vorm van een troffel. De beharing van het oor is een typische eigenschap van het ras, zij is bij de basis van het oor vrij lang, neemt naar beneden in lengte geleidelijk af, terwijl het onderste 1/3 deel van het oor met kort haar is bezet. De lange beharing moet recht zijn, iets gegolfd mag.
Neus
Zwart voor honden met zwarte grondkleur en bruin voor de honden met een bruine of oranje grondkleur. Niet gespleten. Neusgaten goed geopend, neusspiegel goed ontwikkeld.
De hals is kort en rond, in een zeer stompe hoek overgaand in de ruglijn, zodat het hoofd doorgaans laag wordt gedragen. De hals is licht gewelfd, geen keelhuid of wammen.
Borst
Van voren gezien is de borst vrij breed, meer breedte dan diepte tonend en daarom staan de voorbenen vrij ver uit elkaar. De onderborst is niet puntig en niet dieper reikend dan tot aan de ellebogen.
Toelichting:
De brede borst geeft stabiliteit bij graven en draven, maar ook bij de jacht.
Het lichaam is krachtig gebouwd. De ribben zijn goed gerond, met goed ontwikkelde achterribben. De rug is recht, vrij lang met een weinig afvallend kruis. De lendenen zijn krachtig en de buik is matig opgetrokken.
Toelichting:
Het krachtige lichaam is berekend op arbeid en daarvoor is uithoudingsvermogen nodig. De stabij is langer dan hoog, de rugspieren, maar vooral de lendespieren moeten krachtig zijn. Als de rug- en lendespieren niet sterk genoeg zijn zal de hond niet langdurig kunnen draven, iets wat nodig is voor het oorspronkelijke werk. Het bekken ligt vrij vlak, waardoor de ruglijn recht is. Hierdoor komt de stuwkracht zodanig vanuit de achterhand dat de langdurige en moeiteloze draf ontstaat die typisch bij de Stabij hoort.
De staart is lang en reikt tot aan de hiel. Niet hoog ingeplant en wordt naar beneden gedragen. Het onderste 1/3 deel gaat met een lichte buiging naar boven gebogen (in actie gaat de staart omhoog). Rondom en tot aan het einde lang behaard, zonder krullen of golven (geen bevedering, maar bossig).
Toelichting:
De stabij draagt in rust de staart laag. In draf wordt de staart in het verlengde van de rug gedragen. Tijdens zoeken naar apport (wild of een bal) is de staart hoger en in beweging, waarbij de witte staartpluim de locatievlag van de jachthond is. Een spiraalstaart is ongewenst.
Schouder goed aansluitend aan het lichaam. Schouderblad is schuin geplaatst, goed gehoekt . Onderarm is krachtig, goed recht, voorvoeten recht en niet doorgezakt. Voeten zijn rond, tenen goed ontwikkeld en gebogen met krachtige voetzolen.
Toelichting:
Een goed gebouwde voorhand met sterke spieren is van belang voor een werkhond die veel moet kunnen draven. De achterhand stuwt de hond vooruit, het gewicht wordt vervolgens opgevangen door de voorhand. Sterke voorbenen en schouders zijn hiervoor van groot belang.
Achterhand
De achterhand is krachtig met goede hoeking van darm- en dijbeen en van dijbeen en schenkelbeen. Schenkelbeen mag niet te lang zijn. Hiel is dicht bij de grond geplaatst, achtermiddenvoet dus kort. Achtervoeten rond met goed ontwikkelde voetzolen.
Toelichting:
De achterhand stuwt de hond als het ware vooruit bij het draven. Ook hier zijn dus sterke benen en spieren vereist. De korte voet geeft stabiliteit, waar de stabij profijt van heeft bij de draf en bij zijn wendbaarheid op volle snelheid.
De beharing is lang en sluik over de gehele romp. Hoogstens mag op het kruis een enkele lichte golf voorkomen. Het hoofd is kort behaard. De beharing aan de achterzijde van de voorbenen en aan de broek is goed ontwikkeld, meer bossige beharing dan vederbeharing. Broek is lang behaard. Iets gekrulde beharing komt soms voor, maar wijst op een kruising en daarom mogen de honden met een dergelijke beharing niet als Stabij worden erkend.
Toelichting:
Zoals eerder opgemerkt is de vacht halflang. Vederbeharing wil zeggen dat de beharing als een smalle strook is ingeplant. De stabij heeft een dichte, volle haarinplant aan de achterzijde van de voor- en achterbenen. Op de staart dient de haarinplant rondom lang, dicht en vol te zijn. Hoewel de voorkeur uitgaat naar een geheel sluike vacht, komt een iets golvende beharing op de rug vaak voor.
Kleur en grootte
De kleuren zwart met witte aftekening, alsmede bruin met witte aftekening en oranje met witte aftekening komen voor. In het wit mogen schimmel en/of spikkels voorkomen. De ideale maat voor reuen is 53 cm en voor teven is de ideale maat 49 cm.
Toelichting:
Het merendeel van de stabijs is zwartbont. Hierbij zijn alle aftekeningen toegestaan, zolang de poten en buik (overwegend) wit zijn. Ook een witte staartpunt is gewenst. Hoewel het geheel zwarte hoofd het meest wordt gezien, is ook een bles toegestaan. Het lichaam kan zowel overwegend zwart als overwegend wit zijn en alle variaties daartussen. Bij de bruinbonte stabijs zien we dezelfde kleurverdeling. Oranjebont is ook een erkende kleur, die echter vrijwel nooit voorkomt. Een driekleur (zwartbont met bruine aftekeningen aan poten en hoofd) is een niet-erkende kleur. Hoewel deze honden meestal wel een stamboom krijgen (met de vermelding “niet-erkende kleur”), mag er niet mee gefokt worden.
v.l.n.r. zwart-witte hond met platen, een hond met mantelpatroon, een zwartschimmel hond en een bruin-witte hond met platen
Historie:
“Raspunten van den Staby-houn”
De eerste, officiële rasstandaarden van zowel de Stabijhoun als de Wetterhoun zijn in 1944 door de Raad van Beheer gepubliceerd.
Bron: NVSW
-
Nieuws
- Sikke en Luna trotse ouders van twee dochters
- Drentsche Patrijshond pups geboren 7 november 2022
- Drentsche Patrijshond pups geboren 11 juli 2022
- Friese stabij pups geboren van Hinke en Abe 3 oktober 2021
- Sikke nieuwe Friese stabij dekreu
- Friese stabij pups geboren 27 juli 2020
- Friese stabij pups geboren 17 februari 2020
- Phebe Sterre Út it suden heeft haar warme mandje gevonden
- Drentsche Patrijshond pups geboren 13 april 2019
- Dag lieve Renske
-